Diabetes in de Amsterdamse doodsoorzaken

Diabetes in de Amsterdamse doodsoorzaken

door Mayra Murkens // 4 augustus 2023

Bezoek aan de dokter, Carel Christiaan Antony Last, 1843-1876 // Collectie Rijksmuseum

Tegenwoordig zijn er in het straatbeeld steeds meer mensen te zien met een rond, wit plakkertje op hun arm. Hoewel deze plakkers soms aan nicotinepleisters doet denken, zijn dit veel vernuftigere apparaatjes die verraden dat de drager ervan diabetespatiënt is. Deze witte plakkers zijn namelijk continue glucosemeters, die het leven van diabetespatiënten aanzienlijk gemakkelijker maken. Wereldwijd groeit het aantal diabetespatiënten enorm. In 1980 waren er 108 miljoen mensen met diabetes, terwijl dit er 422 miljoen waren in 2014. Dat is bijna vier keer zo veel, terwijl de wereldbevolking in dezelfde periode nog niet eens verdubbelde. Dit betekent dan ook dat een steeds groter deel van de wereldbevolking diabetes krijgt.

Freestyle Libre glucosemeter // Wikimedia commons

Diabetes, in de volksmond nog altijd suikerziekte, verdelen we vandaag de dag onder in twee hoofdtypes: type I en type II. In beide gevallen is de boosdoener een totaal of gedeeltelijk gebrek aan het hormoon insuline. Dit hormoon zorgt ervoor dat glucose uit het bloed wordt gehaald en verder in het lichaam opgenomen kan worden. Inmiddels weten wij dat diabetes type I doorgaans op relatief jonge leeftijd ontstaat en dat het lichaam in het geheel geen insuline meer aanmaakt. Diabetes type II ontstaat vaak op oudere leeftijd en het lichaam maakt dan vaak nog wel wat insuline aan, maar dit is niet meer voldoende om de constante suikerpieken tegen te gaan. In het eerste geval is tegenwoordig altijd insuline therapie nodig, terwijl in het tweede geval soms nog volstaan kan worden met pilmedicatie en een gezonder dieet.

In de late negentiende eeuw was een aangepast dieet de enige therapie die iets van uitkomst bood. Insuline was nog niet ontdekt, maar men had inmiddels wel ontdekt dat het lichaam vooral slecht reageerde op de inname van koolhydraten (en dus niet alléén suikers, ook brood en aardappelen deden kwaad). Het bestaan van diabetes was al eeuwen bekend omdat de symptomen erg duidelijk zijn. Bij diabetes krijgt de patiënt extreme dorst, moet vaak plassen en vermagert hij of zij snel. Ook werd al vroeg ontdekt hoe men diabetes kon vaststellen, namelijk door een toegenomen hoeveelheid suiker in de urine te vinden. Voor de diabetespatiënten in de late negentiende eeuw bood een koolhydraatarm dieet enig soelaas waardoor zij nog enige tijd konden doorleven met de ziekte. Artsen stelden in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTVG) dat veel van de patiënten rond de 60 of 70 jaar oud waren. Diabetes bij jonge kinderen kwam volgens artsen nauwelijks voor, en als dat zo was, dan was de ziekte voor jonge kinderen vrijwel direct een doodvonnis. Het voorgeschreven dieet hielp bij deze jonge patiënten niet. Waarschijnlijk stuiten we hier al op het verschil tussen diabetes type I en diabetes type II. Maar hoe kwam het dan dat diabetes bij jonge mensen zo weinig voorkwam? Heeft er zich een daadwerkelijke toename aan diabetes type I voorgedaan in de afgelopen jaren, of is dit simpelweg een geval van verbeterde diagnostiek? Hoewel diabetes redelijk goed te herkennen was, waren artsen misschien niet gewend om in de extreme en snelle vermagering bij kinderen diabetes te herkennen, maar schreven ze dit eerder toe aan een veelgebruikte term als uittering of verzwakking.

Overzicht van het dieet van een 29-jarige diabetespatiënte, vermeld in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde // Swart, S.P. ‘Gunstig verloop van zwaren diabetes mellitus op jeugdigen leeftijd’, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 53 (1909): 1221-4.

Als we naar de Amsterdamse doodsoorzaken kijken zijn de algemene opmerkingen die artsen in het NTVG doen te herkennen. In totaal waren er in de Amsterdamse doodsoorzaken tussen 1856 en 1926 3.086 personen die als een van de doodsoorzaken diabetes of een diabetische coma hadden. Als we deze periode in kortere periodes van 10 jaar verdelen, zien we dat er in de eerste tien jaar, van 1856-1866, maar 32 mensen hieraan overleden. In de laatste tien jaar van deze periode, van 1916-1926, waren er daarentegen maar liefst 1294 personen met diabetes als doodsoorzaak. Figuur 1 laat bovendien zien dat de meerderheid van deze slachtoffers vijftig jaar of ouder was, al nam ook het aantal slachtoffers onder de 20 enigszins toe in de laatste drie perioden.

Grafiek 1: Aantal overledenen aan diabetes binnen de Amsterdamse doodsoorzaken naar leeftijd per tien jaar, 1856-1926.

In Figuur 2 zien we vervolgens hoe de verdeling van de leeftijd bij overlijden aan diabetes verder veranderde. In deze zogeheten boxplot zijn alle individuen die aan diabetes overleden naar leeftijd verdeeld over vier gelijke kwarten. Die kwarten worden gerepresenteerd door de twee vlakken in elke box en de twee verticale lijnen aan de boven en onderkant van de box. De zwarte horizontale lijn door de box heen geeft de mediane leeftijd aan, de leeftijd waarop de helft van de patiënten is overleden. Hoe kleiner de box en hoe korter de twee lijnen, hoe dichter de leeftijd van alle overledenen bij elkaar lag. Als we bijvoorbeeld naar de eerste periode kijken van 1856-1865, dan zien we dat een kwart van de overledenen al op vrij vroege leeftijd, tussen de 15 en de 30 jaar, overlijdt (vertegenwoordigd door de verticale streep aan de onderkant). Nog eens een kwart van de mensen overleed aan diabetes op een leeftijd tussen de 30 en de 41 jaar, wat dus ook betekent dat de helft van de mensen die overleed aan diabetes jonger was dan 41 jaar (de horizontale lijn in de box is de lijn die 41 aangeeft). De andere helft overleed op een leeftijd tussen de 41 en de 72 jaar oud.

Grafiek 2: Spreiding van de leeftijd bij overlijden aan diabetes binnen de Amsterdamse doodsoorzaken per tien jaar, 1856-1926.

In de loop van de jaren zien we dat die mediane leeftijd –  de leeftijd waarop de helft van de mensen is overleden – steeds wat hoger wordt. Dit zou wellicht kunnen komen doordat de laatnegentiende-eeuwse dieettherapie in zoverre effectief was, dat mensen over het algemeen iets langer leefden wanneer zij op latere leeftijd diabetes kregen. Daarnaast is overigens ook een toename te zien aan puntjes onder de onderste verticale lijnen, vooral in de laatste drie periodes. Deze puntjes staan voor mensen die op een leeftijd overleden die eigenlijk niet bij de algehele trend hoorden, zogeheten outliers. Deze bevinden zich allen op vrij jonge leeftijden, net als dat ook de onderste lijnen steeds langer worden. Binnen de groep slachtoffers van onder de 20 kwamen er dus steeds meer jonge kinderen bij. Dit kan erop wijzen dat tegen het einde van de negentiende eeuw de diagnostiek van diabetes, in het bijzonder onder jonge kinderen, verbeterde.

Voor deze jonge kinderen zou vooral de insuline therapie die in de jaren twintig van de twintigste eeuw werd geïntroduceerd, uitkomst bieden. Langzaamaan maakte de insuline therapie ook de verschrikkelijke uithongeringsdiëten overbodig wanneer de diabetes “zwaarder” werd. Heel veel gemakkelijker werd het leven van een diabetespatiënt er echter niet direct op. Voor zowel het bepalen van de bloedglucose als het toedienen van insuline moesten patiënten ofwel opgenomen worden in het ziekenhuis, ofwel dagelijks een bezoek brengen aan de huisarts. Vandaag de dag ligt de controle van het gehalte aan glucose in het bloed (door die witte plakkers) en de toediening van insuline geheel in de handen van de patiënten zelf, wat hen gelukkig een veel grotere bewegingsvrijheid geeft.

1 gedachte over “Diabetes in de Amsterdamse doodsoorzaken”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *