Stads-Bestedelingenhuis waar het cholerahospitaal was gevestigd // Stadsarchief Amsterdam
In de negentiende eeuw was cholera een relatief nieuwe, maar zeer dodelijke ziekte. De symptomen waren schokkend en beangstigend: ingevallen gezichten, verschrompelde lichamen en een snelle aftakeling door hevige diarree. Tim dook dieper in de epidemie van cholera (1866) door het Amsterdamse cholerahospitaal onder de loep te nemen.
In een eerdere blog beschreven we de cholera-epidemie van 1866 in Amsterdam. Cholera was destijds een relatief nieuwe ziekte in Europa, verspreid via handelsroutes en troepenbewegingen vanuit Azië. De verspreiding van cholera werd vooral gelinkt aan vervuild water. Dr. John Snow ontdekte in Londen dat slechte hygiënische omstandigheden en gebrekkige watervoorzieningen cruciale factoren waren. Ook in Amsterdam was dit zichtbaar: sterfte piekte in de zomermaanden, waarschijnlijk doordat water vervuild was. Binnen Amsterdam waren er echter ook verschillen tussen buurten. Zo werden verpauperde wijken zoals de Jordaan zwaarder getroffen dan de beter onderhouden grachtengordel. Dit verschil illustreert de impact van sociale ongelijkheid op de verspreiding van cholera.
In deze blog duiken we in de epidemie door te bestuderen wie er in het cholerahospitaal van Amsterdam terecht kwam. Omdat de patiëntenregisters ons veel gedetailleerde informatie geven kan het ons iets vertellen over hoe de samenleving omging met inwoners tijdens de cholera-epidemie. Om een beeld te schetsen, laat figuur 1 zien waar cholerapatiënten werden behandeld. Een opvallend detail: de meeste mensen (903 personen) overleden niet in een ziekenhuis, maar thuis. De inzichten uit onderzoek naar de patiënten in het cholerahospitaal laten dus maar een deel van het hele verhaal over de cholera-epidemie zien. Daarnaast is het interessant om te kijken naar de variatie in doodsoorzaken zoals geregistreerd door artsen. De meerderheid werd omschreven als cholera, cholera asiatica, cholera typhosa, diarrhoea cholerica of morbus asiatica, aziatische cholera. Soms werd dus expliciet verwezen naar de Aziatische oorsprong. Typhus werd ook vaak genoemd, bijvoorbeeld in combinatie met cholera (typhus post cholerine, cholerine / febris typhoidea).
Van de 226 mensen die wél in een medische instelling stierven, werd 69% opgenomen in het speciaal daarvoor ingerichte cholerahospitaal. Dit hospitaal, gevestigd in het Stadsbestedelingenhuis aan de Prinsengracht (met ingang aan de Lange Leidsedwarsstraat), stond onder leiding van de artsen Johannes Zeeman en Salomon Ranitz. De anderen overleden voornamelijk in de gasthuizen (29%), terwijl een klein aantal patiënten werd verzorgd in het Garnizoensziekenhuis of het Israëlitisch Ziekenhuis. Dit toont aan dat cholerapatiënten waar mogelijk werden ondergebracht in het speciaal ingerichte cholerahospitaal.
Geslacht en leeftijd zijn belangrijke factoren om te begrijpen wie in het cholerahospitaal werd opgenomen. In figuur 2 is een overzicht gemaakt van zowel alle aan cholera overleden Amsterdammers als de opgenomen patiënten in het cholerahospitaal, ingedeeld naar geslacht en leeftijdsgroepen. Wat vooral opvalt, is dat er weinig verschillen zijn tussen mannen en vrouwen. Ook duidelijk is dat cholera vooral het arbeidsproductieve deel van de bevolking raakte: inwoners tussen de 20-50 jaar oud. Als we naar religie kijken, zien we een reflectie van de stad terug in het hospitaal. Gereformeerden (52%), Lutheranen (11%), Rooms-Katholieken (24%) en Joden (9%) vormden de grootste religieuze groepen die werden opgenomen. Waar de samenstelling van het cholerahospitaal wel afweek van het algemene sterftepatroon in de stad, was op het vlak van kinderen. Zij stierven in grote getalen aan cholera in de stad, maar waren relatief ondervertegenwoordigd in het ziekenhuis.
Een van de patiënten die werd opgenomen in het speciaal ingerichte cholerahospitaal (zaal 3) was Anna Maria Schildkamp, een 36-jarige vrouw. Uit de registers leren we dat ze geboren was op 27 september 1829 en woonde in de Looijersstraat 429 in de Jordaan (wijk QQ) toen ze werd opgenomen. Verder wordt vermeld dat Anna Rooms-Katholiek was, en gehuwd was met Abraham Cornelis Schildkamp, die werkte als pakhuisknecht. Ook woonden haar ouders in Amsterdam, al was haar vader inmiddels overleden. Anna was moeder van vier minderjarige kinderen. In het bevolkingsregister vinden we het gezin terug en kunnen we de namen en leeftijden van de kinderen achterhalen toen hun moeder werd opgenomen: Pierre (15), Gerard (7), Willem (5) en Henri (2). Tevens kunnen uit het bevolkingsregister concluderen dat het gezin het niet breed had, aangezien ze meerdere keren verhuisd lijken te zijn, en dat ze een tijdje ook op de Dolfijnengang (Westerstraat 449, Jordaan) hebben gewoond. Ook wordt genoemd dat haar echtgenoot Abraham een (mogelijk werkloze/voormalig) schilder was. Op 5 juli 1866 werd ze in het hospitaal opgenomen, maar haar toestand verslechterde enorm snel. Slechts drie dagen later, op 8 juli 1866, overleed ze aan de gevolgen van cholera, haar vier jonge kinderen en echtgenoot achterlatend.
Dit leidt tot de vraag wat de kans was om te overleven wanneer je cholera had? Uit de gegevens van het cholerahospitaal zien we dat 44% van de totaal 362 opgenomen patiënten daar overleed. De meeste sterfgevallen vonden plaats in de eerste dagen na opname, en vrijwel geen patiënten werden de eerste dagen ontslagen uit het ziekenhuis. Rond dag vier was er een omslagpunt: minder patiënten overleden en meer werden ontslagen. Dit toont aan hoe snel en dodelijk cholera kon toeslaan, zoals in het voorbeeld van Anna hierboven.
De resultaten en gebeurtenissen zoals de dood van Anna Maria Schildkamp illustreren de verwoestende impact van de cholera-epidemie in het 19e-eeuwse Amsterdam. Ondanks de inspanningen van medische instellingen was de ziekte vaak fataal. De tragedie van cholera ging niet alleen over de patiënten zelf, maar ook over de gezinnen die zij achterlieten. De toegenomen aandacht voor publieke gezondheid en betere watervoorziening na 1866 zorgden ervoor dat deze epidemie de laatste van zulke omvang was in Amsterdam. Het benadrukt hoe cruciaal sociale en infrastructurele verbeteringen waren om toekomstige rampen te voorkomen.