Moord, doodslag en andere geweldsdelicten in de Amsterdamse doodsoorzakenregisters

Moord, doodslag en andere geweldsdelicten in de Amsterdamse doodsoorzakenregisters, 1854-1926

door Owen Lammertink // 20 augustus 2024

Een dronken man in gevecht met zijn familie, 1847// Wellcome Collection

Rond halfacht ’s avonds, op zaterdag 20 maart 1909, voltrok zich in de Amsterdamse Noorderstraat een drama. Aan de Noorderdwarsstraat woonde de 25-jarig werkman Dirk Pieter Jansen, met zijn eveneens 25-jarige vrouw Dina Maria van der Hilst en hun drie zonen Johan Cornelis, Hendrik en Dirk Pieter. Op deze beruchte zaterdag was het weer raak: het stel had ruzie gekregen over het eten dat, aldus Dirk Pieter, niet in orde zou zijn geweest. Van woorden kwam het tot fysiek geweld, waarna Dina Maria het pand zou hebben verlaten op weg naar haar ouders die aan de Noorderstraat woonden. Niet veel later ontwikkelde dit incident zich tot een bloedig tafereel.

In de doodsoorzakenregisters is het gros van de doodsoorzaken duidelijk genoteerd, waardoor deze zonder veel twijfel adequaat kunnen worden gecodeerd. Dat geldt ook voor een deel van de Amsterdammers die door geweld om het leven kwamen. Als we kijken naar de gehele bevolking, waren dat er tussen 1854 en 1926 10.764, wat 1,9 procent van alle sterfte was. De doodsoorzaken in deze groep variëren van vergiftiging tot verstikking en van verbranding tot mishandeling, wat allemaal verdachte doodsoorzaken zijn, die al dan niet door de persoon zelf of door een ander kunnen zijn toegebracht (de gevallen waar overduidelijk uit blijkt dat het om suïcide gaat, zijn eruit gelaten). Deze termen zijn te vinden in verschillende ICD10h-categorieën, met hieronder de vier meest voorkomende geweldsdelicten.

Submersio

Verdrinking

W74.000

4023

Factura basis cranii

Een fractuur aan de schedel

S02.100

S02.900

1070

Combustio

Verbranding

T30.000

1039

Commotio cerebi

Hersenschudding

S06.000

510

Daarnaast zijn er nog veel vage omschrijvingen en onnatuurlijke doodsoorzaken die in een aparte categorie zijn geplaatst, namelijk de groep “ill defined”, in de ICD10h R-groep. Voor deze groep van doodsoorzaken is het veel lastiger om vast te stellen wat er is gebeurd en of er mogelijk geweld in het spel was, zoals ‘dood gevonden’, ‘morbidus opgenomen’, ‘noodlottig toeval’ en ‘versterving’. Dit geldt ook voor de vage term ‘verbloeding’, waarbij het nog maar de vraag is welk verhaal er achter deze omschrijving zit. Dat maakt het niet eenvoudig om met behulp van de doodsoorzakenregisters te bepalen hoeveel Amsterdammers in de periode 1854-1926 overleden als gevolg van een vorm van geweld.

Nadat Dina Maria op die beruchte 20ste maart 1909 naar haar ouders Hendrik en Hendrika aan de Noorderstraat was gegaan om haar beklag te doen over haar man, besloten beide ouders verhaal te halen bij hun schoonzoon. Daar ontstond een vechtpartij tussen Hendrik en Dirk Pieter waarbij Hendrik het onderspit moest delven en Hendrik en Hendrika het pand aan de Noorderdwarsstraat weer verlieten. Maar voor Dirk Pieter was het nog niet afgehandeld. Hij ging zijn schoonouders achterna en in de Noorderstraat viel hij Hendrik opnieuw aan. Hendrik was nu echter voorbereid. Hij had zijn zakmes in zijn broekzak opengevouwen en op het moment dat zijn schoonzoon hem aanviel, verweerde hij zich met dit zakmes. Dirk Pieter haalde bakzeil en keerde terug naar zijn woning. Maar volgens het Nieuws van de Dag van 23 maart 1909, ‘[…] in de deur keerde hij zich om, liep naar den overkant van de straat en stortte daar neder’. De krant vermeldt verder dat Dirk Pieter hevig uit zijn hals bloedde.

Direct daarna schoten verschillende mensen te hulp, waaronder een ‘pleegzuster’ die de wond zo goed mogelijk verbond. Een ambulance was snel ter plaatse die Dirk Pieter naar het Binnengasthuis bracht. Nog voordat hij daar aankwam, was hij echter al overleden. De linker halsslagader was doorgesneden waardoor hij teveel bloed had verloren. Hendrik was zich niet bewust van hetgeen hij had aangericht en was na de aanval van zijn schoonzoon doorgelopen tot aan de Prinsengracht. Toen hij daar zijn zakmes wilde dichtknippen, zag hij dat er bloed aan zat. Uit paniek gooide Hendrik het mes in de Vijzelgracht en liep snel terug naar zijn woning aan de Noorderstraat. Hier stond de politie hem al op te wachten. Hendrik werd naar het bureau aan de Ferdinand Bolstraat gebracht en nog dezelfde avond naar het Huis van Bewaring overgebracht.

Het signalement van de veroordeelde Hendrik // Stadsarchief Amsterdam

Hendrik moest op 17 juni 1909, drie maanden na het drama aan de Noorderstraat, voor de rechter voorkomen. Hier concludeerden de rechters dat het wettig en overtuigend bewezen was dat Hendrik, die al eerder veroordeeld was voor diefstal, schuldig was aan doodslag. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar die hij in de gevangenis in Rotterdam moest uitzitten. In 1912 kwam hij vrij, waarna hij daarna niet meer met justitie in aanraking is gekomen.

In het register is als doodsoorzaak van Dirk Pieter Jansen ‘verbloeding’ genoteerd, zonder verdere opmerkingen van de arts of klerk. Alleen die term maakt codering moeilijk, waardoor aanvullend onderzoek hard nodig is. In de registers zijn er nog 56 andere individuen die aan ‘verbloeding’ zijn gestorven. Maar dat er achter dat ene woordje, bij de naam van Dirk Pieter Jansen, zo’n verhaal schuilging, had niemand kunnen bedenken.

3 gedachten over “Moord, doodslag en andere geweldsdelicten in de Amsterdamse doodsoorzakenregisters”

  1. Louise Zwart-Koster

    Heeft U ook onderzoek gedaan naar zelfmoord. Een oom van mijn moeder heeft zich in 1921 opgehangen, maar daar kan ik niets over vinden.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *