Noma (waterkanker) zoals afgebeeld door Robert Froriep, 1836 // Wikimedia Commons
Ondervoeding – een tekort aan essentiële voedingsstoffen – is een probleem van alle tijden. Hoewel we bij dit fenomeen in eerste instantie misschien vooral denken aan grote hongersnoden, armoede en conflicten, was ondervoeding in de negentiende eeuw bovenal een structureel probleem voor een aanzienlijk deel van de bevolking. Niet alleen een gebrek aan voedsel, maar ook eenzijdige voeding was overigens een groot probleem. De gevolgen hiervan zijn ingrijpend: het tast de spiermassa en weerstand aan, vertraagt wondgenezing en verhoogt het risico op complicaties.
Het belang van voeding: sterftedaling
De Britse arts en medisch historicus Thomas McKeown verwierf in de jaren zeventig van de twintigste eeuw bekendheid met zijn invloedrijke onderzoek naar de oorzaken van de dalende sterftecijfers in de achttiende en negentiende eeuw. McKeown concludeerde dat vooral betere voeding verantwoordelijk zou zijn voor de dalende sterfte en verbeterde levensverwachting over de tijd heen. In de achttiende en negentiende eeuw was ondervoeding nog wijdverspreid, maar dankzij een verbeterde voedselvoorziening kregen mensen in deze periode steeds sterkere lichamen en een betere weerstand tegen infectieziekten, die toen de belangrijkste groep van doodsoorzaken vormde. Zijn theorie riep ook kritiek op. Sommige critici vonden dat hij de rol van medische doorbraken en publieke gezondheidsmaatregelen zoals riolering en schoon drinkwater onderschatte. Toch bestaat er geen discussie over het gegeven dat voeding een belangrijke rol speelt in onze gezondheid en hoe oud we worden. Vroeger ging het vooral om te weinig eten, maar tegenwoordig eten veel mensen juist te veel of ongezond. Dat kan leiden tot ziektes zoals hart- en vaatziekten, diabetes (type 2), overgewicht en bepaalde vormen van kanker.
Ondervoeding in de Amsterdamse Doodsoorzaken
In de Amsterdamse doodsoorzakenregisters is ongeveer 1,6% van alle overlijdens direct gerelateerd aan ondervoeding of voedingsdeficiënties. Vermoedelijk lag dat aandeel in werkelijkheid hoger: ondervoeding werd vaak niet als oorzaak genoteerd, maar speelde op de achtergrond bij veel sterfgevallen een rol. In de registers komen vooral aandoeningen voor als ‘marasmus’ (ernstige vermagering door voedselgebrek), noma, en ziekten veroorzaakt door vitaminetekorten zoals scheurbuik (vitamine C) en rachitis (vitamine D). Hierbij werden vooral de meest kwetsbaren getroffen: zuigelingen, kinderen en ouderen.
Noma: een vergeten ziekte
Noma, ook wel bekend als ‘waterkanker’, is een ernstige aandoening die vooral in het verleden voorkwam onder verzwakte en ondervoede mensen. Het begint onschuldig met een zweer in de mond, maar kan zich razendsnel ontwikkelen tot een verwoestende infectie waarbij huid, spieren en botten van het gezicht worden aangetast. De ziekte verliep in verschillende fasen:
- Een zweer in de mond
- Zwelling van het gezicht, koorts en overmatig speeksel (vandaar de naam ‘waterkanker’)
- Vorming van zwart dood weefsel: gangreen
- Uitbreiding van het aangetaste gebied: lippen, wangen, neus, oogkassen tot aan schedel
Zonder behandeling leidt deze ziekte vrijwel altijd tot de dood (in 90% van de gevallen), vaak binnen twee weken. Bij overlevenden waren delen van het gezicht verdwenen of permanent verminkt. Noma kwam vooral voor bij (jonge) kinderen. In de Amsterdamse doodsoorzakenregisters zien we bijvoorbeeld dat de gemiddelde leeftijd bij overlijden in het geval van noma ongeveer vijf jaar was. In de loop van de tijd werd duidelijk dat deze aandoening bij verminderde weerstand wordt veroorzaakt door een opportunistische infectie en daarom sterk verband hield met ondervoeding én voorafgaande infectieziekten, zoals mazelen, roodvonk of pokken.
Met de verbetering van voeding, hygiëne en medische zorg verdween noma geleidelijk uit Europa. In Nederland kwam de ziekte in de tweede helft van de negentiende eeuw steeds minder vaak voor. In onderstaande figuur zien we dat ook in Amsterdam het aantal sterftegevallen aan noma in deze periode afnam. In de twintigste eeuw werd de ziekte nog zelden geregistreerd in de doodsoorzakenregisters. We weten echter wel dat noma tijdelijk opnieuw de kop opstak tijdens extreme omstandigheden, zoals de Eerste en Tweede Wereldoorlog en de Hongerwinter. In concentratiekampen kwam de ziekte zelfs endemisch voor.
Noma staat bekend als een ‘vergeten ziekte’. Het zal zelfs artsen vandaag de dag niet bekend in de oren klinken. Toen de ziekte in westerse landen nog endemisch was konden de meeste patiënten – die immers veelal arm waren – zich geen medische hulp veroorloven. En toen noma later verdween, verdween ook de aandacht ervoor vanuit de medische wereld. Daardoor is er relatief weinig onderzoek gedaan naar de ziekte, en blijft veel nog steeds onbekend.
