Vrouwen aan het werk in de Sphinx fabriek omstreeks 1920 //Beeldbank Historisch Centrum Limburg, Sphinx Beeldcollectie, SPHINX00651
Het is een veel gehoord probleem in ons huidige geschiedenis curriculum op scholen: het ontbreken van vrouwen in ons geschiedenisonderwijs. De redenen waarom dit problematisch is kunnen we gemakkelijk identificeren, kinderen krijgen een beeld voorgeschoteld dat enkel mannen een belangrijke maatschappelijke rol konden en kunnen spelen en dat de ervaringen van mannen ook van toepassing zijn op vrouwen, waardoor een vertekend beeld van de geschiedenis ontstaat. In het onderwijs wordt inmiddels gepoogd deze nadruk op de mannelijke geschiedenis te emanciperen. Dit probleem doet zich echter helaas ook nog wel eens voor in ons historisch onderzoek. De oorzaak daarvan is niet altijd intentioneel, want een belangrijke reden dat we minder over vrouwen in onze geschiedenis weten, is het ogenschijnlijke gebrek aan bronnen. Echter, door op zoek te gaan naar nieuwe, andersoortige bronnen kunnen we nog heel veel leren over de vrouwelijke ervaringen in de geschiedenis. Dit laat bovendien zien dat aanzienlijke verschillen bestonden tussen mannen en vrouwen, niet in het allerminst op historisch-demografisch vlak.
In de historische demografie zijn er meerdere voorbeelden te noemen van bronnen die voornamelijk beschikbaar zijn over mensen van het mannelijke geslacht. In het onderzoek naar lengtes, waaraan wetenschappers de gezondheidstoestand in het verleden pogen af te leiden, zijn enkel gegevens voor mannen beschikbaar. Deze lengtes werden bijgehouden van dienstplichtigen, en jawel, dat waren alleen maar mannen. Maar ook binnen ons onderzoek naar sterfte doen deze problemen zich voor. Een van de belangrijkste vraagstukken binnen het onderzoek naar sterfte is hoe sociaaleconomische status van invloed was op de kansen om te overlijden, en aan welke ziektes. Sociaaleconomische status wordt doorgaans gebaseerd op een van de drie factoren educatie, inkomen, of beroep. Voor Amsterdam zijn dankzij de inzet van alle vrijwilligers de huurwaardes van de woningen beschikbaar. Deze gegevens kunnen indirect gebruikt worden om de verschillen binnen de factor inkomen te vergelijken, en hierdoor zijn deze gegevens beschikbaar voor zowel mannen als vrouwen.
In veel historisch onderzoek wordt daarentegen de factor beroep gebruikt om de sociale positie van mensen te bepalen, voornamelijk omdat dit gegeven vaak aanwezig is. Bij de term aanwezig moet echter een kanttekening geplaatst worden. Aanwezig betekent hier wederom dat deze informatie doorgaans vooral voor mannen beschikbaar was. Het gevolg is dat de bevindingen over verschillen in sterfte aan de hand van sociaaleconomische verschillen, nogal eens gegeneraliseerd werden naar de gehele populatie, terwijl enkel de informatie beschikbaar was voor mannen. Dat er geen beroepen beschikbaar waren voor vrouwen is overigens niet enkel een gevolg van een economische verdeling waarbij de man werkte en de vrouw thuisbleef. Zeker in de lagere sociaaleconomische klassen was betaalde arbeid van de vrouw noodzakelijk om als gezin rond te komen, maar hun beroepen werden niet altijd belangrijk gevonden om te noteren zoals dat wel gebeurde voor hun vaders, broers, of echtgenoten.
In Maastricht was dit ook het geval. Maastricht is tot op heden de enige andere Nederlandse stad waarvoor bronnen over doodsoorzaken op een individueel niveau beschikbaar zijn voor een lange periode (1864-1955). In deze data zijn geen gegevens over huurwaarde beschikbaar, maar wel over beroepen. Op het eerste gezicht zou dat ideaal zijn om vergelijkingen naar sociaaleconomische positie te maken. Helaas bleek dat bij de volwassen bevolking (20-65), van maar liefst 82% van de vrouwen geen beroep bekend was bij het overlijden, tegenover 24% bij het mannelijke gedeelte.
Om toch een beeld te kunnen krijgen van de sterfte onder vrouwen uit een bepaald sociaaleconomisch milieu, moest in Maastricht gezocht worden naar een andere manier om die sociale positie te bepalen. Door het beroep van de echtgenoten van deze vrouwen te zoeken, kon toch een indicatie gevonden worden. Hoewel hierbij wederom een aanname wordt gedaan op basis van het mannelijke beroep, ontstaat zo wel meer zeggingskracht over de unieke vrouwelijke sterfte ervaring, op basis van brede sociaaleconomische groepen. Met de onmisbare hulp van een aantal van de Amsterdam vrijwilligers, die dus kortstondig een virtueel uitstapje wilden maken naar Maastricht, bleek het mogelijk om voor maar liefst 92% van de vrouwen in de dataset een indicatie van sociaaleconomische status te vinden. Dat was een prachtig resultaat.
Deze exercitie was ook bijzonder lonend, want het bleek inderdaad dat in Maastricht aanzienlijke verschillen in sterfte tussen mannen en vrouwen bestonden, waarbij ook de sociale positie een rol speelde. Allereerst was de sterfte onder mannen hoger dan onder vrouwen, en die bleef ook langer hoog. Dit valt waarschijnlijk te verklaren uit het feit dat mannen in de meest ongezonde beroepen terechtkwamen. Op de vele Maastrichtse fabrieksvloeren werden de mannen naar de meest ongezonde posities gedirigeerd, waar zij grote hoeveelheden (fijn)stof inademden. Na jaar in jaar uit werken in deze fabrieken, bezweken velen aan luchtweginfecties, die de kans kregen toe te slaan door de al zwaar aangetaste longen.
De ervaring van de twee geslachten was echter op nog meer vlakken verschillend. De invloed van huwelijkse staat en of iemand naar de stad was gemigreerd, bleek verschillend voor mannen en vrouwen. Daarbij waren er voor getrouwde vrouwen duidelijk verschillen naar klasse in sterfte op het moment dat de sterfte aan de belangrijkste infectieziekten begon te dalen, maar waren deze klasse verschillen niet aanwezig voor ongetrouwde vrouwen. Ongetrouwde vrouwen waren in het geheel slechter af, en wanneer zij overleden, stierven zij meer aan luchtweginfecties dan getrouwde vrouwen. Het unieke hieraan is dat voor mannen deze verschillen in huwelijkse staat niet te zien waren, en die verschillen in huwelijkse staat dus ook geen effect hadden op de invloed van sociaaleconomische status. In het kort kan gezegd worden dat de ervaringen voor vrouwen, en de factoren die een rol speelden in de sterfte onder vrouwen, verschilden van die van mannen. We zouden daarom moeten blijven zoeken naar bronnen die ons meer kunnen vertellen over de vrouwen in onze geschiedenis, want zo krijgen we een veel completer beeld van hoe het verleden eruit zag. Dankzij de Amsterdamse vrijwilligers was het zo mogelijk een belangrijke bijdrage te leveren aan het nationale en internationale debat over sterfte en doodsoorzaken van mannen en vrouwen in het verleden.
Petje af voor alle vrijwilligers!
Het een en ander is door de kleur grijs, geen contrast en veel te kleine letters niet goed leesbaar helaas.
Daarom de vraag of het verbeterd kan worden? Bij voorbaat vriendelijk dank!
Dag Macy,
Gelukkig is het gelukt om alles goed te zien door het te downloaden! Mochten anderen hetzelfde probleem ervaren, vermoedelijk met de grafiek, dan kan deze link helpen: https://doodinamsterdam.nl/wp-content/uploads/2022/10/Volwassenensterfte-doodsoorzaken.png
Hierop is de grafiek vergroot.
Door alles te downloaden is echt alles wel voldoende duidelijk leesbaar, totaal vier pagina’s.
Super. Welbedankt voor de genomen moeite!