Een rijke dame bezoekt een arm huisgezin // Gerardus Terlaak, 1853, Rijksmuseum
Abonnees van de nieuwsbrief zien ze af en toe voorbij komen: notificaties van nieuw toegevoegde datavisualisaties op de website. Het doel van deze web applicaties is om eigen onderzoek op het gebied van ziekte, gezondheid en sterfte in het verleden mogelijk te maken voor iedereen die er in geïnteresseerd is. In deze blog post leggen we uit hoe wij als onderzoekers zelf ook gebruik maken van deze visualisaties, en wat we hier dan mee doen.
‘Één beeld zegt meer dan duizend woorden’ is een welbekend adagium. Het zijn niet per se grafieken en tabellen die hiermee worden aangeduid, maar voor onderzoekers naar historische sterfte spreekt een datavisualisatie wel degelijk boekdelen. Het is de uitkomst van enorm veel werk, zo’n grafiek, van vele uren data invoeren, gedaan door vele handen. De onderliggende database van doodsoorzakenregisters die we dankzij vele vrijwilligers hebben kunnen aanleggen voor de periode 1854 tot 1940 is natuurlijk prachtig, maar het gemak waarmee je met de webapplicaties die we de afgelopen tijd hebben geplaatst in een paar klikken een grafiek tevoorschijn tovert – daar kan niets tegenop.
Het afgelopen jaar zijn er vijf van deze interactieve webapplicaties op de website verschenen. Ze waren meestal voorzien van een korte aankondiging, maar het nut en doel van deze visualisaties hebben we nog nergens uitvoerig besproken. Toch zijn de thema’s waarop de webapplicaties een ingang bieden zeker niet de minste. Sterker nog, als je weet waar je naar kijkt vertellen ze het verhaal van één van de belangrijkste veranderingen van de afgelopen tweehonderd jaar: namelijk over de demografische transitie. Met dit proces wordt de overgang van een hoog sterfte- en geboortecijfer naar een laag sterfte- en geboortecijfer aangeduid. De veranderingen in de sterftepatronen – vooral vanaf de jaren 1870 – vormen de kern van ons onderzoeksproject. Via de webapplicaties kan iedereen deze omslag zelf bevragen op aspecten als sekse, leeftijdsgroep en seizoen, ruimtelijke verdeling en specifieke doodsoorzaken. Uitgangspunt is namelijk dat niet iedereen in gelijke mate op hetzelfde moment kon delen in de vooruitgang. Zo toont deze applicatie bijvoorbeeld hoe het sterfte steeds minder gedomineerd werd door het overlijden van zuigelingen, en illustreert deze andere app hoe de afname van het sterftecijfer aan tuberculose eerder inzette voor vrouwen dan voor mannen. Weer een andere app laat zien hoe de bewoners van de welgestelde Amsterdamse grachtengordel de grote uitbraken van mazelen, roodvonk en difterie tussen 1880 en 1885 keer op keer lijken te hebben ontweken.
Ook in het onderzoek maken we gebruik van deze webapplicaties, onder meer om bekende theorieën over grotere ontwikkelingen te staven. In een onderzoek naar zuigelingensterfte in 1856 viel ons bijvoorbeeld op dat de sterftekansen wel heel ongelijk verdeeld waren over de Amsterdamse bevolking: kinderen van ongeschoolde arbeiders bleken maar liefst 36 procent meer kans te hebben om binnen een jaar te overlijden dan kinderen uit de elite. Dat klinkt wellicht logisch, maar toch is deze bevinding niet vanzelfsprekend als we de bekende theorieën uit de geschiedschrijving er op na slaan. Allerlei onderzoekers hebben namelijk gesuggereerd dat er in tijden van het ‘oude demografische regime’, dat wil zeggen vóór de eerder genoemde demografische transitie (in Nederland vanaf 1875 ongeveer), weinig sociale verschillen in sterfte zouden hebben bestaan. Immers, in een wereld waarin infectieziekten hoogtij vierden en zowel de medische kennis als de sanitaire voorzieningen ontbraken om hier veel aan te doen, konden zowel arm als rijk maar moeilijk ontsnappen aan de dood.
Een ander belangrijk argument voor de aanname dat sociale ongelijkheden in sterfte historisch gezien beperkt zouden moeten zijn geweest, is dat veel van de ziektes die het sterftepatroon domineerden niet te relateren zijn aan gebrekkige voeding. Qua sterftekansen maakten ziektes zoals de pest, maar ook aan de veelvoorkomende pokken en tyfus maar weinig onderscheid tussen weldoorvoede of ondervoede slachtoffers. Om beter te begrijpen hoe we de sociale verschillen tussen sterftekansen in 1856 dan moeten interpreteren, hebben we onder andere de webapplicatie over doodsoorzaken maar eens geraadpleegd. Aan de grote pestepidemieën was in Nederland in de 17de eeuw al een eind gekomen, en van pokken wisten we door eerder onderzoek al dat – met uitzondering van de grote pokken pandemie van 1870-1872 – uitbraken in de negentiende eeuw flink waren afgenomen. Om meer te weten te komen over de ontwikkelingen van tyfus was de webapplicatie echter zeer nuttig: de grafiek lijkt te wijzen op een belangrijke afname van het aandeel van tyfus in de sterfte gedurende de negentiende eeuw. Het afnemende belang van deze bekende boosdoeners zorgt ervoor dat we voorzichtig kunnen concluderen dat hoewel het kantelpunt van de demografische transitie nog zo’n twintig jaar op zich liet wachten, er in 1856 blijkbaar al wel meer ruimte was voor andere doodsoorzaken die wél gevoelig waren voor de voedingsstatus en, daarmee, sociale klasse.
Natuurlijk zijn er
nog tal van andere toepassingen denkbaar voor de webapplicaties. We nodigen u
van harte uit er een kijkje naar te gaan nemen!