Poep, pijpleidingen en prijzen: de complexe puzzel van de daling van de sterfte aan infectieziekten

Poep, pijpleidingen en prijzen: de complexe puzzel van de daling van de sterfte aan infectieziekten

door Rachel Elands // 12 januari 2024

Verkoop van fruit op straat in de Jodenbuurt, ca. 1890 // Stadsarchief Amsterdam

De daling van de sterfte in Amsterdam als gevolg van tuberculose, difterie, roodvonk, kinkhoest, malaria, cholera, mazelen, tyfus en gastro-enteritis bij volwassenen begon al lang vóór de introductie van immunisatie en/of antibiotica. Deze daling was waarschijnlijk voor een groot deel te danken aan verschillende factoren die verband hielden met de gestage stijging van de levensstandaard tegen het einde van de 19e eeuw: kwalitatieve en kwantitatieve verbeteringen in de voeding; betere openbare en persoonlijke hygiëne; en betere huisvestings- en arbeidsomstandigheden. Deze omstandigheden tezamen staan bekend als de ‘ziekte omgeving’. Een cruciale rol in die ziekte omgeving kan zijn weggelegd voor hoe goed gevoed iemand is. Om te testen of dat in Amsterdam ook het geval was, onderzoeken we de relatie tussen voedselprijzen en het verloop van de belangrijkste infectieziekten tussen 1856 en 1912.

Ter illustratie, pas vanaf circa 1854 kwam er schoon drinkwater beschikbaar, in eerste instantie alleen voor een klein gedeelte van de rijkere Amsterdammers. Een groot gedeelte van Amsterdam bleef tot ongeveer 1910 afhankelijk van andere bronnen van vaak ‘onzuiver’ water. Tot begin 1900 waren huizen bovendien nog niet aangesloten op de riolering. De landelijke Woningwet en Gezondheidswet, die in 1902 van kracht werd, moest voor eens en altijd een eind maken aan de miserabele woonomstandigheden. Oude éénkamerwoningen werden gesloopt, samengevoegd of gerenoveerd. Er kwam een toilet en een keuken. Wat een luxe! Onzuivere waterbronnen konden tot allerlei darmproblemen leiden zoals diarree, waar niet alleen veel kinderen aan konden overlijden, maar waardoor ook bij de overlevenden de opname van voedingsstoffen tegen werd gehouden. De voedingsstatus kon dan ernstig achteruitgaan, zeker als dit samenviel met perioden van tekorten aan betaalbaar voedsel en de arbeidsomstandigheden van fysiek zware aard waren.

De gedachte is dus dat men op termijn lichamelijk verzwakte door de combinatie van besmet water, weinig en/of eenzijdige voeding, en fysiek zware en ongezonde arbeidsomstandigheden. Deze combinatie van omgevingsfactoren waren karakteristiek voor de grote onderklasse van ongeschoolde arbeiders in Amsterdam, welke tevens in krappe en drukke huizen woonde in de stegen en gangen van het 19e-eeuwse Amsterdam. Amsterdammers in de lagere sociale klassen en buurten kwamen daarom mogelijk vaker te overlijden aan infectieziekten door deze ziekte omgeving dan de hogere sociale klassen in rijkere buurten.

Binnen ons onderzoek proberen we te achterhalen of er een relatie te vinden is tussen hogere nationale voedselprijzen in tarwe en rogge enerzijds en sterfte aan infectieziekten bij Amsterdammers tussen de 20 en 50 jaar oud anderzijds. We zien dat dit inderdaad het geval is: als de prijzen van deze granen hoog zijn, sterven er meer mensen aan infectieziekten. Grafiek 1 geeft dit verband weer, ieder puntje in deze grafiek stelt een niveau van sterfte (CDR, Crude Death Rate) in één jaar voor, wat is afgezet tegen de prijs van ‘wheat’, tarwe, in dat jaar. De richting van de blauwe lijn in de grafiek  geeft aan dat er een statistisch verband is tussen een hogere prijs voor tarwe en hogere sterftecijfers. Tevens zien we in grafiek 2 dat als de prijzen voor ‘dagelijkse boodschappen’ (groceries) stijgen in een jaartal, de sterftecijfers hoger zijn. Ook in jaren met hogere nationale huurprijzen, zagen we een trend van verhoogde sterftecijfers aan infectieziekten tussen 1856 en 1912. Dat wijst er mogelijk op dat armere mensen minder voedsel konden kopen als gevolg van de hogere huurprijs.

Grafiek 1: De relatie tussen de sterfte aan infectieziekten in de leeftijdsgroep van 20-50 jaar in Amsterdam en de prijzen van tarwe, 1856-1912
Grafiek 2: De relatie tussen de sterfte aan infectieziekten in de leeftijdsgroep 20-50 jaar in Amsterdam en de prijzen van dagelijkse boodschappen, 1856-1912

Het lijkt dus dat de landelijke voedselprijzen een relatie hadden met de sterftecijfers in Amsterdam. Hoe die relatie dan precies in elkaar zat, gaan we nog verder uitzoeken. De vervolgresultaten delen we dan natuurlijk graag weer!

3 gedachten over “Poep, pijpleidingen en prijzen: de complexe puzzel van de daling van de sterfte aan infectieziekten”

  1. Ik lees “… dat armere mensen minder voedsel konden kopen als gevolg van de hogere huurprijs …” Met de situatie en het nieuws van tegenwoordig in gedachten vroeg ik me af of dit ‘minder gezond voedsel’ betekent? Of is er meer over bekend op basis waarvan deze conclusie kon worden getrokken? Ben wel nieuwsgierig …

    1. Dag Loes,

      Er zijn wel gegevens bekend over wat de bevolking in de negentiende eeuw zich ongeveer kon veroorloven. Zo kwam er bij het armere deel van de bevolking vrij weinig vlees op tafel, een keer in de week was al luxe! Dan kom je al snel in de knoei met bijvoorbeeld het binnenkrijgen van voldoende eiwitten. Verder was de voeding van vooral het armere deel van de bevolking redelijk eenzijdig, veel roggeproducten en veel aardappelen. Dat kon dus nog wel enigszins tot een gevulde maag leiden (natuurlijk wel afhankelijk van hoeveel er beschikbaar was), maar veel afwisseling was er niet. Bovendien werd er genoeg gesjoemeld met eten; meel kon vermengd worden met zaagsel om de prijs te drukken, melk aangelengd met water etc. Hier gingen gezondheidscommissies door Nederland heen wel op controleren, maar dat ging geleidelijk aan, en het gesjoemel met eten bleef lange tijd een hardnekkig probleem. Auke van der Woude schrijft er onder andere over in het boek Koninkrijk der sloppen, wat een heel mooi beeld schetst!

      Groetjes,
      Team DoodinAmsterdam

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *