Van nijverheid naar noodlot? Beroepshygiëne en -ziekten in Amsterdam 1856-1926.

Van nijverheid naar noodlot? Beroepshygiëne en -ziekten in Amsterdam 1856-1926.

door Joris Kok // 18 April 2025

Diamantslijpers aan het werk in de diamantslijperij E. van Dam // Stadsarchief Amsterdam

De Amsterdamse doodsoorzakenregisters bevatten veel gedetailleerde informatie. We weten bijvoorbeeld waar mensen woonden toen ze overleden, hoe oud ze toen waren en wat de oorzaak van hun overlijden was. We gebruiken de adressen om de sociale positie van de overledenen in te schatten. Dat doen we op perceelniveau en op basis van de wijk of buurt waarin men woonde. Daarnaast beschikken we voor bijna alle volwassen mannen over het beroep ten tijde van overlijden. Beroepen geven niet alleen een indicatie van het welvaartsniveau van een persoon – een dokter of advocaat verdiende ongetwijfeld meer dan een ongeschoolde havenarbeider – maar brengen ook hun eigen doodsoorzaken met zich mee. Zo bracht een advocaat veel minder tijd met zieke mensen door dan een arts en was zijn werk minder fysiek zwaar dan werken bij de haven.

In 1861 beschreef de arts Samuel Senior Coronel, één van de eersten die in Nederland de connectie tussen beroepen en doodsoorzaken maakte, beroepsziekten als “een reeks aandoeningen welke constant en op grote schaal bij personen in hetzelfde beroep voorkomen.” In de decennia die volgden werd er steeds meer aandacht besteed aan zulke beroepsspecifieke doodsoorzaken. Onder hen viel de ‘technoloog’ Frederik Willem Westerouen van Meeteren (1851-1904). Deze zoon van een fabriekseigenaar was sociaal betrokken en samen met zijn vrouw Willemina hielp hij mee aan de totstandkoming van volksbadhuizen in Amsterdam. Lang trad hij op als onafhankelijk adviseur voor veiligheid en hygiëne in fabrieken en werkplaatsen; tevens was hij medeoprichter van het de Nederlandsche Vereeniging tot Voorkoming van Ongelukken in Fabrieken en Werkplaatsen. Dit leidde in 1893 tot de publicatie van het tweedelige Handboek voor Nijverheidshygiëne.

De arts Louis Heijermans (1873-1938), een jongere broer van Herman Heijermans (o.a. bekend van Diamantstad over de armoedige situatie van Joods-Amsterdamse diamantbewerkers), was eveneens betrokken bij de discussie over beroepsziekten. Dit deed hij bijvoorbeeld als medisch inspecteur bij de diamantbewerkersbond in Amsterdam en later als directeur van de GGD. Verder pleitte hij als gemeentearts in de hoofdstad voor arbeidersziekenfondsen en betere beloningen voor ziekenfondsartsen. Na jaren van onderzoek in fabrieken en op werkplaatsen bracht hij in 1908 de Handleiding tot de kennis der beroepsziekten uit. Hij besprak niet alleen over de ziekten zelf, maar ook over de specifieke situaties die ze tot weeg brachten en gebruikte ter illustratie veel foto’s die hijzelf vervaardigd had.

Rond deze tijd ontstond er dus veel meer kennis over de relatie tussen beroepen en specifieke doodsoorzaken. Met name van belang waren beroepsgroepen die buitengewoon veel tuberculosesterfte vertoonden. In één van de eerste academische proefschriften over longtering, aan de hand van Bavinck uit 1897, worden een aantal van zulke beroepen genoemd, waaronder de diamantbewerkers, sigarenmakers en steenhouwers. Dit kon hij achterhalen uit toenemend statistisch materiaal dat destijds verscheen, zoals het percentage overlijdens per brede doodsoorzaak en beroepsgroep bijgehouden bij het CBS.

De gegevens van het CBS per beroep zijn echter slechts beschikbaar voor een korte periode rond de eeuwwisseling. Daarom is het handig om de beroepsinformatie in de doodsoorzakenregisters te bestuderen. We zullen dit doen voor alle mannen tussen de 20 en 60 jaar oud met een genoemd beroep. Voor een grafische weergave heb ik hier besloten voor twee dimensies: het percentage van alle overlijdens binnen een bepaald beroepsgroep aan (a) infectieziekten en (b) externe oorzaken zoals beroepsongelukken. De grafiek laat zien waar elke beroepsgroep die minstens 250 keer voorkwam in onze database valt in deze twee dimensies. Verder zijn de beroepen ingedeeld in kleuren en vormen: groene vierkanten voor witte-boordenberoepen, gele cirkels voor geschoolde arbeid en blauwe driehoeken voor ongeschoolde arbeid. De grootte van de vormen is een indicatie van de omvang van de beroepsgroep. 

Figuur 1. percentage infectieziekten en externe doodsoorzaken per beroepsgroep in Amsterdam, 1856-1926.

De grafiek illustreert de grote variatie in doodsoorzaken per beroepsgroep. Rechts in de grafiek vinden we bijvoorbeeld beroepen waar men vaak overleed aan externe doodsoorzaken. Schuitenvoerders, schippersknechten en bootwerkers werkten allen op of aan boten. Zij hadden een veel grotere kans om te verdrinken dan andere beroepsgroepen. Vallen van grote hoogtes konden ook dodelijk zijn. Dit gebeurde relatief vaak bij glazenwassers en brandweerlieden, maar deze beroepsgroepen kwamen niet vaak genoeg voor om in de grafiek te verschijnen. Bovenaan de grafiek zien we beroepsgroepen waarin men relatief het vaakst overleed aan infectieziekten. Bij deze beroepen ging het voornamelijk om tuberculose. Dit is het geval bij de steenhouwers en sigarenmakers, al eerder genoemd door Bavinck, en bij letterzetters. Maar onder de overlijdens bij (ongeschoolde) bedienden en (geschoolde) kantoorbedienden kwam tuberculose relatief vaak voor.

Vanwege de toenemende aandacht worden er ook steeds meer verbeteringen geïntroduceerd op het gebied van nijverheidshygiëne en -veiligheid. Na enquêtes in de fabrieken van Amsterdam volgt in 1889 de Arbeidswet en vlak daarna de Arbeidsinspectie in 1890. In 1901 wordt ook de Ongevallenwet geïntroduceerd. Fabrieken krijgen betere ventilatie, beter licht, meer ruimte en de machines worden steeds minder gevaarlijk. Duidelijke voorbeelden zien we in diamantindustrie, berucht voor hoge tuberculosemortaliteit. In 1907 worden er meerdere nieuwe fabrieken geopend door de grootste werkgevers in het vak. Volgens het Algemeen Handelsblad voldoen deze fabrieken aan “de meest moderne eischen van fabrieksbouw en hygiëne” en werd er bijzondere aandacht geschonken aan zaken zoals “lucht-verversching.” Henri Polak, voorzitter van de Algemene Nederlandsche Diamantbewerkersbond, bedankte de eigenaren “voor de keurige inrichting van de fabrieken.”

Samenvattend had elk beroep zijn eigen specifieke gezondheidsrisico’s, maar werd er toenemend nagedacht hoe arbeid gezonder kon worden uitgevoerd. In de buitenlucht konden hoogte en water voor problemen zorgen, in de fabrieken de slechte luchtkwaliteit en machines. Maar ook op de kantoren was de luchtkwaliteit in de negentiende eeuw vaak slecht en kon men een verhoogde kans op infectieziekten ervaren door frequent contact met anderen. Het is daarom moeilijk in te schatten wie het minst te lijden had aan hun baan, alhoewel met name de fabriekseigenaren het volgens de grafiek slechter konden vinden.

3 gedachten over “Van nijverheid naar noodlot? Beroepshygiëne en -ziekten in Amsterdam 1856-1926.”

  1. Indie van Lieshout

    Interessant artikel! Waarschijnlijk naar aanleiding van de Ongevallenwet van 1901 werden ook zogenaamde “registers van bedrijfsongevallen” bijgehouden. Daarin staat welke ongelukken, van een val van de trap tot het stappen in een spijker, zich bij bedrijven hebben voorgedaan. In Tilburg is zo’n register voor de periode 1902-1907 bewaard gebleven:

    https://www.regionaalarchieftilburg.nl/zoek-in-archieven/?/file/1570008687eb37fd85776a566475715a

  2. Indie van Lieshout

    Daarnaast zijn er ook nog registers bewaard gebleven waarin werd aangetekend welke gevallen van besmettelijke ziekten zich bij dieren (vee) voordeden. Aan de hand daarvan zou bijvoorbeeld het (beroeps)risico kunnen worden onderzocht dat onder meer boeren liepen om door hun eigen vee met een besmettelijke ziekte (zoönose) te worden geïnfecteerd. Bijvoorbeeld deze uit de periode 1877-1911 uit Bergen op Zoom:

    https://westbrabantsarchief.nl/collectie/archieven/file/0f42d9e29b2a4eac82af6137d35e594c

  3. Bij feestdagen en andere evenementen zoals bruiloften en verjaardagen
    werd (eigen) vee geslacht en door iedereen opgegeten.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *